Aan het begin van het seizoen maakten we in de tweede uitgave van Frens kennis met Wout Weghorst. De 23-jarige aanvaller kwam over van FC Emmen en beleefde afgelopen seizoen zijn eerste jaar in de Eredivisie. Met acht goals en acht assists kent Weghorst geen slechte statistieken, maar de meningen over de spits zijn verdeeld. Met zijn uitgesproken persoonlijkheid is hij een opvallende verschijning in het zwart witte tenue en dat heeft zowel lof als kritiek tot gevolg. Tijd voor een tweede ontmoeting met de spits van Heracles. (juni 2015)

Heb je moeite gehad om te wennen aan het niveau van de Eredivisie?

‘Nee eigenlijk niet. Het is vrij soepel gegaan. Ik ben goed opgenomen in de groep en ik voelde me gelijk thuis. Ik heb het vertrouwen vanaf het begin gevoeld en de voorbereiding verliep ook goed. Ik ging automatisch mee in het niveau. Qua speeltijd is het misschien sneller gegaan dan ik had gedacht, maar je weet van te voren natuurlijk niet hoe snel je aanhaakt. De faciliteiten van Heracles zijn beter dan bij Emmen. Daardoor heb ik grote stappen gemaakt in mijn ontwikkeling. Met name op het gebied van krachttraining heb ik veel gedaan. Richard van Beek heeft mij daarin uitstekend begeleid. We hebben veel één op één getraind en aandacht besteed aan mijn voeding. Daar heb ik veel aan gehad. Ik kan echt merken dat ik dit jaar sterker ben geworden. Je moet het natuurlijk zelf doen, maar met goede begeleiding gaat het niet iets sneller. Ik ging er dit seizoen voor om het maximale eruit te halen en het zo goed mogelijk te doen. Dat is aardig gelukt. Zoals ik in het vorige interview in Frens zei, was mijn doel om eerste spits te worden. Dat is op z’n zachts gezegd ook aardig gelukt.’

Halverwege het seizoen sprak je de doelstelling uit om meer dan tien goals te scoren. Dat is met een totaal van acht doelpunten niet gelukt.

‘In de winterstop stond de teller op vijf. Dit wilde ik graag in de tweede seizoenshelft herhalen. Dan zou ik in de dubbele cijfers komen. Dat was mooi geweest, maar dat is helaas niet gelukt. Vooraf aan het seizoen wilde ik er meer dan vijf maken, maar toen ik eenmaal ging spelen heb ik dat snel bijgesteld. Dat geeft al aan dat het voorspoedig is verlopen. In totaal heb ik een belangrijke bijdrage geleverd dit seizoen. Acht assists is ook een mooi aantal denk ik.’

Ben je tevreden als je die statistieken zo op een rijtje zet?

‘Ik had van mijzelf in de tweede seizoenshelft wel wat meer doelpunten willen zien, maar het is niet zo dat ik erg veel kansen om zeep heb geholpen. Ik ben een speler die heel afhankelijk is van de voorzetten van medespelers. Het blijft moeilijk om te zeggen of acht goals voldoende is, maar ik had er wel meer willen maken.’

Heracles speelt regelmatig met twee flankspelers die graag naar binnen trekken, is dat een nadeel voor jou?

‘We spelen zelden met echte klassieke buitenspelers. Bryan Linssen en Brahim Darri hebben natuurlijk bepaalde kwaliteiten waar je als elftal ook profijt van hebt. Als spits rendeer ik het best met een rechtspoot op rechts en een linkspoot op links, maar ik begrijp de keuzes van de trainer. Iedere spits zou blij zijn als de tactiek op heb wordt afgestemd, maar we spelen zoals we spelen en volgens mij gaat de samenwerking met de andere spelers prima.’

De meningen onder de supporters over jou zijn verdeeld. De één ziet in jou de nieuwe Bas Dost, maar de ander wijst op het ontbreken van echte concurrentie voor de spitspositie en vindt dat je vervelende trekjes vertoond.

‘De geluiden hoor ik zelf ook, maar daar trek ik me niet zo veel van aan. In het begin deed ik dat nog wel, maar op een gegeven moment ben ik me daarvan gaan afzonderen. Ik weet wat er van me gevraagd wordt en wat de trainer van me wil zien. Ik weet wat ik kan en niet kan. Ik ben er ook van overtuigd dat ik niet zomaar speel. Er waren heus wel andere opties. Het is niet zo dat ik de enige optie ben. Als ik niet goed genoeg was, had ik zonder twijfel niet gespeeld. Wat mensen daar verder van vinden, interesseert me niet zoveel eerlijk gezegd. Die meningen houd je toch.’

Hoe is dat dit seizoen geweest, het feit dat veel mensen een mening over je vormen?

‘Ik moet zeggen dat me dat best wel is tegengevallen. Ik merk nu echt dat ik veel wordt herkend. Het is anders dan dat het bij Emmen was. Ik wordt tegenwoordig elke dag aangesproken. Dat hoeft van mij allemaal niet zo. Iedereen heeft een mening. De één vindt iets goed en de ander niet. Sommige mensen kijken een beetje schuchter tegen je aan, omdat je nou toevallig voetballer bent. Ik ben niet anders dan een timmerman hoor. Ik heb daar nog wel eens moeite mee, maar ik leg de meningen van anderen naast me neer. Ik ben zelf kritisch genoeg en de geluiden die ik binnen de club hoor, vind ik veel belangrijker dan wat de buitenwereld over me zegt.’

In het begin was dat dus even wennen. Hoe ben je daarmee omgegaan?

‘Ik heb geleerd om me daar niet meer druk om te maken, maar mijn familie hoort die negatieve en positieve geluiden natuurlijk ook. Dat vind ik wel erg lastig. Ik zelf lees niet alles meer wat ze over me schrijven en ik ben er niet mee bezig. In van die voetbalpraatprogramma’s hebben ze het ook wel eens over me. Dat het er niet uitziet. Ik ben niet de meest sierlijke voetballer, dat weet ik zelf ook wel en ik ben de eerste om dat toe te geven.’

Je bent ook wel een opvallende verschijning binnen de velden.

‘Ik heb wel eens gedacht: ‘Waarom moeten ze mij altijd hebben?’ Ik ben wel excentriek denk ik. Het is allemaal niet saai, zeker op het veld. Ik ben misschien ook wel een beetje eigenwijs. Wat ik vind dat ik moet doen, doe ik. Ik heb emoties in me en die laat ik ook zien.’

Vind je het daarom fijn om in interviews meer uitleg te kunnen geven over wie je bent? Je hebt bijvoorbeeld verteld over de scheiding van je ouders en het geloof waar je veel steun uit haalt.

‘Zeker. Mensen hebben een bepaald beeld van je. Mensen noemen mij nog wel eens arrogant door de emoties die ik toon en de houding die ik soms heb. Ze vinden dat ik als een moeilijke jongen overkom. Maar mensen weten niet hoe ik echt ben. Daarom maak ik me daar ook niet zo druk. Als mensen die me dierbaar zijn zoiets roepen, dan ga ik me zorgen maken. Zij weten wel hoe ik echt ben. En als ze in interviews vragen naar hoe ik echt ben, dan vertel ik dat. Daar hoort het geloof ook bij. Ik heb dingen meegemaakt die me gevormd hebben als mens. Dat heeft er ook voor gezorgd dat de mening van anderen me vaak koud laat. Ik begrijp dat dat arrogant over kan komen, maar als iets me niet boeit, dan boeit het me niet.’

Ben je als voetballer dezelfde persoon als naast het veld?

‘Nee, dat denk ik niet. Wie ik als voetballer ben, ben ik niet als persoon. Nou, ik weet het eigenlijk niet. Ik ben wel heel emotioneel, zowel in het voetbal als daar buiten. Dat wel. Maar als persoon ben ik toch wat rustiger. Ik geef toe dat ik niet de makkelijkste ben. Ik geef mijn mening en ik kijk niet snel tegen iemand op. Ik vind dat iedereen gelijk is. Als dat arrogant overkomt, dan is dat maar zo.’

Je hebt eens gezegd dat je vroeger wel arrogant was. Wat is het verschil met nu?

‘Dat is moeilijk te zeggen. Er zijn bepaalde dingen gebeurd na die tijd, waardoor ik ben veranderd. Dat was een persoonlijke gebeurtenis geweest, die ik liever voor mijzelf houd. Dan gaat het dus niet over de scheiding van mijn ouders. Misschien dat ik later nog over die gebeurtenis spreek. Het voegt voor mij nu niet veel toe om het daar over te hebben. In ieder geval, voor die tijd had ik een soort masker op. Ik hield mensen van me af. Ik was niet de meest sociale persoon. Dat heb ik nog steeds een beetje. Ik wil de mensen die me dierbaar zijn dicht bij me hebben. Dat is voor mij belangrijk. Ik heb verder niet de behoefte om met anderen bezig te zijn. Zo zit ik niet in elkaar. Ik snap wel dat dat arrogant over kan komen. Als mensen me echt kennen zeggen ze vaak: je bent echt wel een goede vent. Zelfs de jongens hier op de club. Die dachten ook: ‘Wat een arrogante kerel is dat’. Dat is een vooroordeel wat mensen over mij hebben. Nu zijn ze een jaartje met me aan het voetballen en is hun mening ook veranderd.’

Het werkt dan ook niet mee als je één keer in de week op televisie bent en mensen je zien juichen na het verdienen van een strafschop.

‘Misschien niet. Maar dat is ook beeldvorming in de media. Na mijn goal bij ADO werd mijn juichen vol in beeld gebracht. Dan zeggen mensen: ‘Oh, kijk die blik.’ Dat ene moment wordt groot uitgemeten, terwijl ik nog geen vijf seconden daarna lachend met mijn ploeggenoten sta te juichen. Dat hoort ook bij het voetbal.’

Die momenten, schaar jij die onder de noemer jeugdige onbevangenheid of is het een deel van je persoonlijkheid?

‘Dat is gewoon wie ik ben. Jeugdig ben ik niet meer. Ik heb al aardig wat meegemaakt, wat me gevormd heeft. Dit is wie ik nu ben als persoon. Bepaalde dingen in het veld horen nog wel bij de ontwikkeling die ik als voetballer doormaak. Zoals de vele gele kaarten die ik in het begin van het seizoen pakte. Tegen PSV kreeg ik nog geel. Dat was van de scheidsrechter die we tegen NAC hadden (Ed Janssen, red.), toen ik juichte nadat we een penalty kregen. Nu mocht ik niets zeggen. Een vrije bal werd anderhalve meter te ver naar voren gelegd. Het enige wat ik wilde doen was naar de scheidsrechter toelopen om er wat van te zeggen. Ik had nog niets gezegd en ik kreeg al geel. Hij wilde me waarschijnlijk terugpakken. Het was mijn eerste gele kaart in zeven wedstrijden. Ik heb geleerd van die actie tegen NAC, dat was wel een moment van jeugdigheid.’

Dat fanatisme is ook een beetje de angel in jouw spel, toch?

‘Dat is hoe ik in het veld sta. Daar heb ik het met de trainer ook veel over. Ik probeer wel eens om helemaal rustig en stoïcijns te spelen, maar dan voel ik me niet lekker. Ik heb het nodig om lekker bezig te zijn, fanatiek te zijn, praten tegen de scheidsrechter en tegenstander als dat nodig is. Zo kom ik lekker in de wedstrijd. Dat geeft me energie.’

Ben je de laatste tijd op zoek naar een goede balans daarin?

‘Ja precies, dat is denk ik heel belangrijk. Een gezonde balans in het fanatiek zijn, maar geen domme dingen doen. Daar werk ik met de trainer ook aan.’Je komt net van een gesprek met de trainer. Spraken jullie hierover?

‘Dit is zeker ter sprake gekomen. De laatste weken is het heel goed gegaan. Dat zei hij het net ook. Hij vroeg wel even naar de gele kaart tegen PSV, hoe dat is gegaan.’

Heb je wel eens spijt van dat soort momenten waar je soms iets te fanatiek wordt?

‘Spijt is een groot woord, maar ik besef wel dat ik het beter niet had kunnen doen. Dat is hoe ik dan ben. Dan ben ik zo emotioneel. Ik leer er wel van. Het zal me niet meer overkomen.’

Dan even over de tatoeages die er dit seizoen bij zijn gekomen. Wat is daar het verhaal achter?

‘De eerste was een rozenkrans, die ik heb zo’n anderhalf jaar geleden laten zetten. Daarna kwam de tekst, die gaat over die speciale gebeurtenis waar ik het net over had. Later heb ik er een roos en een afbeelding van een kerk bijgezet. De kerk lijkt voor een deel lijkt op de kerk uit Borne, vlak bij mijn huis. Daar ga ik regelmatig heen voor een rustmoment. Ik had de behoefte om deze afbeeldingen als een levensverhaal voor altijd bij me te hebben. Dat helpt me. Op moeilijke momenten kan ik daar steun uit halen. Het laat zien wie ik als persoon ben. Het laatste deel heb ik drie maanden geleden gezet, maar ik verwacht dat er nog wel meer bij komt.’

De datum van jouw doelpunt tegen Ajax staat er ook op.

‘Jazeker. 13-09-2014. Dat is tot nu toe het enige voetbalgerelateerde wat erop staat. Het laat mij zien dat als je een droom hebt, je die kan vervullen. Als je er maar hard voor werkt. Dat is het voetbalgedeelte van de tattoo. Verder gaat het dus vooral over hoe ik als persoon ben, over mijn familie en over het geloof.’

Kun je ons eens meenemen naar het moment dat je die goal scoorde? En vooral het moment daarna, waarbij de tranen kwamen.

‘Dat was een heel mooi moment. Puur voor mijzelf was dat het hoogtepunt van dit seizoen. Het was mijn eerste wedstrijd. Voor die tijd was ik zenuwachtig en benieuwd naar het niveau. Het ging goed en dat was voor mij echt een bevestiging dat ik het blijkbaar aan kan. Ik mocht uiteindelijk ook die goal maken. Dat voelde echt als een beloning. We hebben het net over al de meningen van de buitenwacht gehad. Ik heb vaak genoeg gehoord dat ik het niet zou gaan halen. Die goal was echt een moment dat ik dacht: ‘Ik heb het wel gehaald’. Het was extra bijzonder omdat mijn broers er allebei waren, die gingen daarna voor een tijd naar het buitenland. Ze hadden deze wedstrijd bewust vrijgehouden, de dag erna gingen ze weg. Het viel allemaal heel mooi samen. Alsof het een beetje zo moest zijn.’

Ben je daarna nog naar het kapelletje bij je huis gegaan?

‘Ik ben daar wel even geweest, ja. Ik kom er best vaak, twee of drie keer in de week. Meestal alleen, soms met mijn vriendin. Zij is niet gelovig, maar ze ziet dat het mij helpt. Mijn familie is ook niet gelovig. Ze steken wel eens een kaarsje aan, maar daar blijft het bij. Dat heb ik zelf ook nooit gehad hoor, maar dat is zo gegroeid. Ik haal er steun uit.’

Een ander hoogtepunt. Je debuut en je goal voor Jong Oranje. Hoe heb je dat beleefd?

‘Dat was echt mooi. Het ging heel snel allemaal. Ik had nog maar vier wedstrijden voor Heracles gespeeld. Ik zat in een goede flow en ik mocht meedoen tegen Portugal. Jammer dat we ons niet geplaatst hebben voor het EK. Dan was ik als pinchhitter mee geweest. Ik ben nu te oud, dus het is eenmalig geweest. Het was in ieder geval mooi om mee te maken. Ik had het kippenvel op mijn armen staan.’

Heb je vaak kippenvel gehad het afgelopen seizoen?

‘Bij de goal tegen Ajax had ik het ook. Dat was voor mij heel speciaal. Mijn eerste wedstrijd, de aanwezigheid van mijn broers. In de ArenA, voor mij het mooiste stadion. Ik heb nu in de stadions van de traditionele top drie gespeeld, dat zijn momenten dat ik mijzelf in mijn arm knijp. Maar ook als ik bij thuiswedstrijd het veld op kom, krijg ik wel eens kippenvel. Voor mij is het allemaal nog nieuw. Het geeft me elke keer weer een speciaal gevoel.’

Share