Veel sporters komen na hun piekmoment in een zwart gat terecht en een vangnet is er niet
(gepubliceerd op 17 februari 2016)
Nog een maand of vijf, dan beginnen de Olympische Spelen, de hoogmis voor duizenden topsporters in de wereld. Maar wat als die mooie spelen in Rio de Janeiro voorbij zijn, hoe loopt het dan af met de sporters die net hun piekmoment hebben gehad? Soms niet goed, tot een depressie aan toe. En een vangnet is er niet.
Al snel nadat hordeloper Gregory Sedoc (34) in de zomer van 2012 de halve finale op de Olympische Spelen in Londen had gelopen, kwam bij hem de vraag op wat hij met zijn leven moest gaan doen. In de kleedkamer na de race besefte hij al dat hij geen volgend doel had. ,,Ik had vier jaar naar het toernooi toegewerkt en ik vroeg me af of het mijn laatste Olympische Spelen zou worden,” vertelt Sedoc, die aan het begin van zijn race geblesseerd raakte en de strijd moest staken.
Naast zijn sportloopbaan werkte de Amsterdammer lange tijd bij Defensie. Dat werk pakte hij na de huldigingen en de feestjes weer op, maar niet veel later zat hij thuis eindeloos uit het raam te staren. ,,Ik was moedeloos, had geen energie meer en sloot me af van de buitenwereld. Dat is wat mensen niet zien. We lopen allemaal de polonaise als het goed gaat en de Spelen worden groot gemaakt, maarhet leven na de Spelenwordt vergeten. Voor mij was dat een burn-out met een depressie erbovenop,” aldus Sedoc.
Isolement
Volgens de Vereniging Sportpsychologen Nederland krijgt één op de twintig sporters in zijn leven last van depressieve verschijnselen, zoals een sociaal isolement. Atleten ontlenen hun identiteit vooral aan hun prestaties. De zingeving die de sport geeft, valt weg na een groot toernooi of aan het einde van een carrière. Twintig procent van alle sporters blijft dan achter met vragen als ‘Heb ik zaken wel goed aangepakt?’ of ‘Was het alle inspanning waard?’
Als militair werd Sedoc twee keer uitgezonden naar Afghanistan. Bij die missies werd hij vooraf voorbereid op de moeilijkheden die hij bij terugkomst kon verwachten. ,,Je maakt van alles mee, maar terug in Nederland word je geacht om weer normaal te doen. Een zware overgang, maar daar word je goed bij geholpen. De volgorde is voorbereiden, presteren, feesten, veel praten en dan pas naar huis. Zo zou dat bij topsport ook moeten zijn.”
Na de Olympische missie in Londen hoorde Sedoc niets van sportkoepel NOC*NSF. ,,Ik had niemand waarop ik kon rekenen en als dat wel zo was, wist ik niet bij wie ik moest zijn. Ze doen er alles aan om je op het toernooi te krijgen, maar daarna is er geen vangnet. Ik ben uiteindelijk zelf naar een psychiater gegaan. Dat was het beste wat me is overkomen in 2013,” zegt Sedoc. Inmiddels heeft hij zichzelf een nieuw doel gesteld: deelname aan de Olympische Spelen van Rio de Janeiro.
De situatie van Sedoc is voor veel sporters herkenbaar. Schaatster Ireen Wüst en zwemster Ranomi Kromowidjojo deden na de Olympische Spelen in Londen een boekje open over het vacuüm waarin zij belandden na het toernooi. Onlangs vertelde schaatser Jan Smeekens in Helden Magazine dat hij nu pas weer kan genieten van het leven, na het mislopen van goud op de Winterspelen in Sotsji.
Heilige vuur
Hardloper Gert-Jan Liefers (37) raakte in een dip na de Olympische Spelen in Athene. ,,Tijdens de voorbereiding brandde bij mij het heilige vuur. Mijn leven bestond uit eten-trainen-slapen. Na de Spelen was ik minder resoluut,” aldus Liefers. ,,Ik moest overschakelen naar een ander patroon. Daarbij speelde NOC*NSF geen rol. De sportbonden kijken vooral naar de sporters die het op dat moment goed doen. Als je daarbuiten valt, is er geen aandacht meer voor je. Tenzij je zelf bij ze aanklopt.”
NOC*NSF oriënteert zich sinds kort op de mogelijkheden om nazorg na een toernooi een vast onderdeel te maken van de begeleiding. Deze gedachte sluit aan bij een enquête die de sportorganisatie houdt onder (oud-)olympiërs over het mentale welzijn van de sporters en de tevredenheid over de begeleiding. Vorig jaar trok NOC*NSF al een prestatiemanager aan die sporters mentaal ondersteunt.
Pakweg tien jaar geleden was psychologische hulp aan sporters helemaal een ondergeschoven kindje. Waterpoloster Daniëlle de Bruijn (37) ging mede daardoor van deelnemer op de Olympische Spelen in Sydney naar kantinemedewerkster bij de vuilnisophaal in Gouda. Ze hield een litteken over aan de vierde plek – en dus geen medaille – op de Spelen van 2000. Ze ging in Italië spelen, raakte daar de motivatie kwijt en stopte abrupt met haar interlandcarrière.
Olympische auto
,,Ik zat gedemotiveerd thuis. Ik had nooit een normaal leven gehad. Ik had geen baan, geen huis en bijna geen vrienden,” vertelt De Bruijn. ,,Toen ik stopte, vielen mijn sportieve doelen weg en raakte ik alles kwijt, inclusief mijn olympische auto. Maar veel belangrijker was de vraag: Waar moet ik naartoe met mijn leven?”
Net als Sedoc kwam ook De Bruijn haar inzinking op eigen kracht te boven. Ze keerde terug bij de Nederlandse selectie en haalde op de Olympische Spelen in Peking revanche met een gouden medaille en zeven doelpunten in de finale.
,,Het is goedgekomen, maar ik ben door een donkere periode gegaan waarin ik meer begeleiding had kunnen gebruiken. Ik vervloekte mijn sport weleens vanwege alles wat ik ervoor moest doen en laten, maar het heeft me ook veel gebracht. Ik hoop dat andere sporters dat inzicht kunnen krijgen zonder door dat dal te moeten.”
Via deze link het artikel zoals het in Tubantia heeft gestaan: Het gat na de spelen (Blendle)